Hoe de provincie zich inzet voor een betere bereikbaarheid is goed te zien op en rond de A59 in Noord-Brabant. Daar werkt de provincie samen met een groot aantal partijen om een impuls te geven aan het gebied aan weerszijden van de weg. Bijzonder, omdat er in ons land weinig plekken zijn waar zoveel ruimtelijke knelpunten bij elkaar komen als daar. De rijksweg speelt een belangrijke rol in de ontsluiting van bedrijventerreinen, woonwijken en natuurgebieden zoals Nationaal Park de Loonse en Drunense Duinen. Het gebied aan weerszijden van de snelweg staat bekend als de ‘Oostelijke Langstraat’.
Om dat te bereiken worden over een afstand van zo’n 20 kilometer tussen Waalwijk en Den Bosch diverse deelprojecten op het terrein van infrastructuur, natuur, water en recreatie in samenhang uitgevoerd. De belangrijkste daarvan:
“Met twintig partijen, vijf overheden en inspraak van de bewoners werken we samen door tot de laatste steen en de laatste grasspriet.”
De zorg voor een bereikbare regio is voor provincies een belangrijke kerntaak. Goede verbindingen (over land, water, door de lucht en digitaal) dragen immers bij aan een kwalitatief hoogwaardige regio waar het goed wonen en goed ondernemen is. De provincies concentreren zich daarbij op regionale wegen en regionaal openbaar vervoer. Zo werkt de provincie aan een verdere uitbreiding van het aantal regionale verbindingswegen en meer aansluitingen met het hoofdwegennet. Daarnaast zorgen provincies voor het onderhoud en veiliger maken van de bestaande infrastructuur. Dat gaat de komende jaren wel gepaard met toenemende kosten van onderhoud van wegen en van vervanging van tal van bruggen en viaducten die aan het eind van hun levensduur komen.
“Je moet niet blijven hangen in standpunten, maar samen op zoek gaan naar de achterliggende belangen. Daar vind je elkaar. De zogenoemde ‘mutual gains approach’. Het management van belangen is een cruciale factor.”
Tot op heden is hoofdzakelijk gesproken met verenigingen, gemeenten, organisaties, belangenverenigingen. “Bewoners hebben de wens uitgesproken eerder betrokken te worden, al in de ideeën-fase”, vertelt Van der Linden. “De komende periode richten we ons daarom ook op een actievere communicatie naar, maar bovenal mét, de inwoners. Met kennis en communicatie over het waarom van een standpunt zetten we samen stappen vooruit.”
“Als gebiedsregisseur gaan wij op zoek naar de kracht en de optimale benutting van de samenwerking met alle belanghebbenden in de regio.”
Provincies werken aan een goede deur-tot-deurreis voor burgers en bedrijven, bijvoorbeeld als zij met fiets én bus of met trein én auto reizen. Daarvoor is wel een goede aansluiting nodig tussen verschillende vervoersmiddelen, zoals goede stallingsmogelijkheden en goed op elkaar aansluitende dienstregelingen van verschillende aanbieders van regionaal openbaar vervoer. Omdat de provincie eindverantwoordelijk is voor regionaal openbaar vervoer kan zij dat als voorwaarden stellen bij het toekennen van concessies.
“Met een betere bereikbaarheid neemt de kwaliteit van dit gebied enorm toe.”
Inmiddels is de business-case van 76 miljoen gesloten en de planontwikkeling gestart. Een opvallende speler in de Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat is het bedrijfsleven. “Het bedrijfsleven ziet de A59 langzaam dichtslibben. Dat is niet goed voor de reistijd van de werknemers en evenmin voor het vervoer van goederen”, aldus Van der Linden. Uit de samenwerking met de bedrijvenverenigingen en een enquête onder lokale bedrijven kwam naar voren dat een ruime meerderheid vóór rechtstreekse deelname aan het project was. Een verhoging van de OZB bleek een goed instrument om de financiële input van het bedrijfsleven te realiseren. “Het gaat om een bedrag van 15 miljoen verdeeld over een periode van 50 jaar.“
Aan de realisatie van het project gaat tot 2017, wanneer de eerste schop de grond in gaat, veel voorbereiding vooraf. Tot dat startmoment draait het binnen het project om onderzoeken, ontwerpen, wijzigen van bestemmingsplannen. Het provinciaal inpassingsplan (pip) speelt daarbij een belangrijke rol. Met een dergelijk inpassingsplan kan de provincie grote projecten uitvoeren op het gebied van ruimtelijke ordening. De te volgen procedure is vergelijkbaar met die van een gemeentelijk bestemmingsplan.
Terug naar de overzichtskaart
Een goede regionale bereikbaarheid betekent niet alleen goede verbindingen over spoor en weg in een regio zelf, maar ook tussen regio’s onderling. Ook als die in het buitenland liggen en de toegangspoort vormen naar de rest van Europa. Daarom zet de provincie Limburg zich in voor goede spoorverbindingen met Duitsland en België.
Internationale verbindingen over de weg zijn relatief makkelijk te realiseren. Maar grensoverschrijdende treinverbindingen, zeker regionaal: dat is een ander verhaal. Dan heb je te maken met ingewikkelde Europese en nationale wetgevingen, met verschillende aanbieders en met treinen die bijvoorbeeld door een ander voltage van de bovenleiding geen gebruik kunnen maken van elkaars railverbindingen. Of blijkt de ene spoorlijn wel geëlektrificeerd en de aansluitende niet. Toch maakt Limburg – dat met driekwart van zijn grenzen aan België en Duitsland grenst - zich er hard voor. Simpelweg omdat goede verbindingen (naast kwaliteit van ‘wonen en leven’, ‘menselijk kapitaal’ en een sterk economisch profiel) een essentiële voorwaarde zijn om een technologische Topregio in Europa te worden. En dat is wat Limburg, samen met regio’s in het aangrenzende buitenland, graag wil bereiken.
Nu nog rijden grensoverschrijdende treinen vaak slechts eenmaal per uur. En soms zijn grensoverschrijdende spoorlijnen in een ver verleden stilgelegd. Door meer, betere, snellere en frequentere treinverbindingen te realiseren met diverse grotere spoorknooppunten is de Limburgse regio, en daarmee de rest van Nederland, straks veel beter ontsloten. Dat geeft een impuls aan het bedrijfsleven, aan kennisinstituten, aan toerisme, aan de werkgelegenheid en wat al niet. Het wordt immers makkelijker om vanuit Aken naar Maastricht en vandaar naar Luik of Leuven te rijden. Of om per trein vanuit Venlo naar vliegveld Düsseldorf te reizen. Waar het kan wil de provincie dat er naast regionale grensoverschrijdende lijnen straks internationale IC-verbindingen ontstaan.
De provincie Limburg is op het gebied van grensoverschrijdend openbaar vervoer aanjager, initiator en ondersteuner. Bestuursstrateeg internationalisering bij de provincie Limburg Stefan Kupers hierover: “In de drukte en hectiek van alledag komen veel partijen er niet aan toe om dat stapje over de grens te zetten. De provincie probeert de partijen bij elkaar te brengen, te verbinden met behulp van informatie en waar nodig ook met financiële ondersteuning.” De praktijk blijkt daarbij weerbarstig. “Infrastructuur is duur”, zegt Kupers. ”En juridisch gezien is het ingewikkeld wie bijvoorbeeld toestemming mag verlenen om een internationale treindienst te rijden. En de technische aanpak van veiligheid, maar ook van de spanningskabels, sluit niet altijd op elkaar aan.” Het is zo maar een rijtje uitdagingen die opgelost moeten worden alvorens de sneltram van Hasselt naar Maastricht rijdt, of de treinverbinding tussen Maastricht en Aken wordt verbeterd. Een provincie die het onderwerp voortdurend op de agenda houdt en zorgt dat dromen veranderen in concrete plannen en projecten, is dan simpelweg onmisbaar.
Met het openbaar vervoer, en dus ook grensoverschrijdend treinvervoer, is heel veel geld gemoeid. Voordat een grensoverschrijdende spoorverbinding gerealiseerd wordt, wordt heel zorgvuldig gepland of de investeringen – en daarmee de inzet van belastinggelden – verantwoord zijn. In het begin van zo’n proces gaat het nog om studies en spreken we van tienduizenden euro’s. Wanneer de plannen concreter worden, zijn met de opstelling daarvan tonnen gemoeid, en als we gaan realiseren gaat het om miljoenen euro’s. Niet enkel voor eenmalige investeringen in de infrastructuur, zoals rails, stations of veiligheidssystemen, maar ook voor elk jaar terugkerende exploitatiekosten voor het kunnen rijden en kunnen bedienen van de stations.
Voor de grensoverschrijdende treinverbindingen is in eerste instantie het Rijk financieel verantwoordelijk, samen met OV-instanties in het buitenland. Of in Brussel, als de Europese programma’s dit mogelijk maken. Limburg is echter bereid ook zelf te investeren. Zo draagt Limburg € 7,5 miljoen bij in elektrificatie van het baanvak tussen Heerlen en Aken, daarbovenop dragen we elk jaar bij aan de exploitatiekosten van de trein. En ook voor de gewenste verbetering van de treinverbinding tussen Maastricht en Luik of een toekomstige stoptreinverbinding tussen Weert, Hamont en Antwerpen is de provincie Limburg bereid om te investeren.
“Internationaal wordt vaak als hobbyisme gezien, in Limburg wordt het gevoeld als echt belangrijk. Ook op het gebied van railvervoer. Internationaal is de toekomst en de toekomst is belangrijk.”
Het verbeteren van de regionale bereikbaarheid is een belangrijke provinciale taak. Daar zijn veel belangen mee gediend: van economie en leefbaarheid tot verkeersveiligheid en duurzaamheid. Een integrale benadering maakt het mogelijk veel van die belangen (en dus ook: budgetten) met elkaar te combineren. De provincie speelt hierin een cruciale rol, omdat hier veel lijntjes bij elkaar komen.
In de provincie Fryslân wordt momenteel op heel veel verschillende plekken aan de bereikbaarheid gewerkt. Zo zorgen nieuwe rondwegen bij Leeuwarden en Sneek ervoor dat de doorstroming aanzienlijk is verbeterd. Op andere locaties werkt de provincie aan betere doorgaande wegen die niet door dorpen lopen. Een voorbeeld daarvan is de zogeheten Centrale As, tussen Dokkum en Nijega. Deze nieuwe 23 kilometer lange weg zorgt voor een betere bereikbaarheid van het gebied, maakt aanliggende dorpen zoals Damwoude en Veenwouden autoluw en verhoogt bovendien de verkeersveiligheid in dit gebied.
Dat laatste is geen onbelangrijk aspect. Er gebeuren namelijk relatief erg veel ongelukken in noordoost Fryslân, vaak met lichamelijk letsel of zelfs dodelijke afloop. Bij de aanleg van de nieuwe weg wordt daarom veel aandacht gegeven aan de aanleg van veilige knooppunten. Ook vrachtverkeer in dorpskernen zorgt voor veel onveilige situaties. Doorgaand vrachtverkeer komt straks niet meer in de dorpen, maar kan er makkelijk omheen rijden. Door de ‘oude’ verbindingswegen door de dorpen heen opnieuw in te richten verbetert ook hier de verkeersveiligheid.
Bereikbaarheid gaat ook over vaar- en spoorwegen. In dat kader zet de provincie zich samen met onder meer ProRail in voor het verbeteren van de verbinding tussen Leeuwarden en Groningen. Zo is de frequentie van het treinverkeer verhoogd en gaat vanaf 2017 een extra sneltrein rijden tussen beide steden. Verder werkt de provincie aan de aanleg van aquaducten en betere bruggen en, bijvoorbeeld, aan de verruiming van de sluis bij Kornwerderzand, zodat scheepswerven achter de Afsluitdijk schepen geheel kunnen afbouwen. Nu moeten die in delen door de huidige sluis, om elders te worden geassembleerd.
Ook de economie is gebaat bij de verbeterde infrastructuur. Bereikbaarheid is in Fryslân, met name in de noordelijke gebieden, immers van groot belang om de economie goed te laten draaien. Goede wegen zorgen ervoor dat vrachtvervoer snel z’n bestemming kan bereiken en zorgen ook in bredere zin voor een goede ontsluiting van het gebied. En dat is hard nodig. Een betere bereikbaarheid voorkomt bijvoorbeeld dat er steeds minder voorzieningen zijn en dat jongeren wegtrekken. Zo gaan de nieuwe wegen ook de krimp tegen.
De wegaanleg zorgt dankzij de toegepaste ‘gebiedsgerichte aanpak’ zélf ook voor meer regionale werkgelegenheid. Zo is ervoor gekozen het grootschalige project op te knippen in 17 kleinere delen. Het resultaat daarvan is dat meer aannemers kunnen inschrijven en dat de risico's kleiner zijn, wat de prijs drukt. Bovendien maken door deze manier van aanbesteden kleinere bedrijven meer kans om werk binnen te halen. Dat is weer goed voor de regionale economie en werkgelegenheid.
Kenmerkend voor De Centrale As is het betrekken van de omgeving bij alle werkzaamheden. Zo kunnen jonge leerlingen in de streek de bouwwerkzaamheden van dichtbij volgen via een van de educatieprojecten rondom De Centrale As. Leerlingen van groepen 5/6 volgen bijvoorbeeld in het project ‘Adopteer een Kunstwerk’ drie jaar lang de bouw van een naburig viaduct, onderdoorgang of aquaduct. Ook krijgen ze drie keer per jaar een gastles met verschillende thema’s: bijvoorbeeld ecologie, landmeten, water, techniek en bouw, en bezoeken ze regelmatig de bouwplaats om de bouw van dichtbij mee te maken. Veel belangstelling van buurtbewoners is er ook voor de maandelijkse bustour langs de werkzaamheden, met toelichting door een gids.
Verbeteren van de regionale infrastructuur is vaak een zaak van de lange adem. Zo wordt er al sinds 1999 gesproken over De Centrale As. Het kostte veel overleg en aanpassingen van de plannen voor het uiteindelijke tracé kon worden vastgesteld: 99 varianten werden uiteindelijk tot 1 teruggebracht. Meerdere keren was de weg hét onderwerp bij raads- of statenverkiezingen. Inmiddels is het tij aan het keren en maakt aanvankelijke weerstand plaats voor steeds meer instemming en draagvlak. Er zijn zelfs uitgesproken vrienden van De Centrale As, zoals wijkraden, commerciële clubs, Veilig Verkeer Nederland en een aantal onderwijsinstellingen die de komst van de weg van harte aanmoedigen.
“Wat we graag willen is dat door deze weg de bereikbaarheid maar vooral ook de economische leefbaarheid in noordoost Fryslân er drastisch op vooruitgaat.”
Terug naar de overzichtskaart
{excerpt}